Broeders, zusters, kameraden; vrienden. Vandaag breng ik het slot van Kołakowski’s beknopte beschouwing over conservatisme, liberalisme en socialisme.
Dit derde en laatste deel van Kołakowski’s essay is alleen goed te begrijpen in de context van de twee delen die eraan voorafgingen. Lees daarom bij voorkeur eerst deel 1 en deel 2. Wees gerust; ze zijn kort.
1. Dat wanneer het winststreven de enige regulator van de productie zou zijn, de huidige samenlevingen bedreigd zouden worden met niet mindere, maar wellicht grotere – hoewel andere – rampen, dan in het geval wanneer winst geheel uit de regulerende factoren geëlimineerd zou zijn. Er zijn goede redenen om de vrijheid van economisch handelen te beperken in naam van de veiligheid van de meerderheid en ernaar te streven dat geld niet automatisch geld maakt. Beperking van vrijheid hoort echter ‘beperking van vrijheid’ te heten en niet ‘een bepaalde vorm van vrijheid’.
2. Dat het een illusie en een aanslag op het gezonde verstand is om uit de onmogelijkheid van een volmaakte en conflictloze samenleving te concluderen dat elke bestaande vorm van ongelijkheid onvermijdelijk is en elke vorm van winst gerechtvaardigd. Het historiosofische pessimisme, waaruit op grond van een bepaalde redenering blijkt dat progressieve belasting schandelijk en schandalig is, is even verdacht als het historiosofische optimisme, waarop de Goelag-archipel is gebouwd.
3. Dat men het streven naar maatschappelijke controle over de economie hoort te steunen, ook al betekent dit onvermijdelijk een groei van bureaucratie. Die controle zal echter nooit bestaan zonder vertegenwoordigende democratie. Vandaar dat men zich onvermijdelijk moet afvragen hoe de bedreigingen van de vrijheid tegen te gaan, die besloten liggen in de vergroting van die controle.
Het lijkt dat deze verzameling van regulatieve ideeën geen tegenstrijdigheden oplevert. In dat geval behoort het tot de mogelijkheden een conservatief-liberaal socialist te zijn, of – wat op hetzelfde neerkomt – vormen deze drie woorden geen levensvatbare en elkaar uitsluitende opties meer. De reden dus dat de in de inleiding genoemde grote en machtige Internationale nooit zal bestaan, is deze, dat die Internationale de mensen niet kan beloven dat zij gelukkig zullen zijn.
(1978)
Geen antwoorden, hopelijk wel nieuwe vragen – zoals we van de filosofie gewend zijn.
Hier kan je reageren op onze artikelen en een inhoudelijke bijdrage leveren. Lees ook even onze huisregels.
Om te reageren dien je eerst aan te melden.
Reageer je voor de eerste keer? Registreer je dan hier.