Dit is een artikel van David Pinto en Ton Nijhof
Het aftreden van Tunahan Kuzu als fractievoorzitter en politiek leider van allochtonenpartij ‘Denk’ blijkt een onvervalste machtsstrijd als achtergrond te hebben die typerend is voor het gedrag binnen islamitische groeperingen. Deze breuk verbaast ons dus niet.
Uit de beschikbare informatie zoals die werd gepubliceerd in het NRC blijkt een langere machtsstrijd ten grondslag te liggen aan de huidige breuk, waarbij nu een ‘buitenechtelijke affaire’ van twee jaar geleden wordt aangegrepen om Kuzu buiten te zetten. Laten we eerst even recapituleren met een terugblik;
Kuzu en Özturk kwamen in 2012 namens de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer met een stevig electoraal mandaat: Kuzu haalde 23.000 voorkeurstemmen op en Özturk bijna 10.000. Van meet af aan echter, morden de beide Kamerleden over de kleine portefeuilles die zij kregen toebedeeld. De verschillen van inzicht escaleerden in november 2014 toen de beide politici zich niet achter het integratiebeleid van toenmalig PvdA Minister en huidig partijleider Asscher wilden scharen.
Ook de eerdere opstelling van de PvdA-fractie rond het al of niet veroordelen van de Ottomaanse genocide op de Armeense bevolking in 1915 (ca. 1.000.000 dodelijke slachtoffers) viel bar slecht bij het duo omdat de Turkse natie in het beklaagdenbankje zou worden gezet. Uiteindelijk werden zij door toenmalig fractievoorzitter Samsom uit de fractie gezet en geroyeerd als lid van de PvdA. De heren vertrokken met slaande deuren. ‘Moge Allah je straffen,’ schreeuwde Selcuk Öztürk in de laatste bijeenkomst tegen zijn collega Ahmed Marcouch. Die werd even daarvoor ook al (door Tunahan Kuzu) uitgemaakt voor ‘leugenaar’.
Niet alleen Marcouch begreep de mogelijk verstrekkende impact van die woorden van Özturk. De overige vrienden en vriendinnen van de islam in de fractie, realiseerden zich eveneens onmiddellijk dat het niet minder dan een soort van verkapte oproep tot molest of zelfs moord kon inhouden.
Een typisch islamitische, cryptische frase die beoogt dat andere moslims het als een ‘fatwa’ opvatten: een heilige en door Allah ingegeven plicht om de besmeurder van de oemma naar het leven te staan, angst aan te jagen. Overigens waren de achtergronden en overtuigingen van de beide Turks-Nederlandse politici ruimschoots bekend bij de leiders van de PvdA, zoals het AD op 15 november 2014 reconstrueerde.
Die achtergronden, zo blijkt ons uit het artikel van het AD, worden sterk getekend door de islamitische overtuiging (beiden zijn praktiserend moslim) en een meer dan innige band met het Turkse volk, de Turkse cultuur en meer in het bijzonder de Turkse regering, in casu de Turkse leider/dictator Erdogan.
Terug nu naar, wat wij denken en vinden, de specifieke – premoderne – islamitische invloed op het handelen van de Kamerleden van Denk. Omtrent de vermeende ‘buitenechtelijke relatie’ van Kuzu; het blijkt te gaan om een relatie met een medewerkster van Denk en na beëindiging van die relatie in 2018 zou er een incident plaats hebben gevonden, waarbij Kuzu zich ‘grensoverschrijdend’ zou hebben gedragen.
Aanvankelijk richtte de vrouw zich tot het Kamerlid Farid Azarkan (Marokkaans-Nederlands) van Denk en wat later, toen geen verdere reactie volgde, tot Kamervoorzitter Arib (Marokkaans-Nederlands). Vervolgens besloot de vrouw alsnog om de kwestie te laten rusten, omdat ze opzag tegen de gevolgen die openbaarmaking kon hebben voor haar leven (!). Ze vond elders een baan, maar enkele weken geleden zocht partijvoorzitter Öztürk contact met haar. Hij bleek van plan om Kuzu opnieuw met de affaire te confronteren, samen met de oud-CDA’er Ayhan Tonca, lid van de partij en vooral bekend van de frauderende Ibn Ghaldoun school in Rotterdam.
De vrouw wilde hier niet aan meewerken en blijkens een WhatsApp-gesprek heeft zij Öztürk dat ook duidelijk gemaakt, maar die reageerde niet op haar berichten en heeft Kuzu er toch op aangesproken, zegt zij. Enkele dagen later maakte Kuzu zijn vertrek bekend.
De maatschappelijke culturen waaruit de fractieleden van Denk voortkomen, worden vooral ingekleurd door onderliggende structuren waarin de islamitische doctrine dominant is. In die doctrine speelt de vrouw een volstrekt ondergeschikte rol. Zij maakt min of meer deel uit van het decor, het interieur. Ze is een soort van gebruiksvoorwerp en moet volgens de koran en hadith (de overleveringen die verhalen bevatten over de islamitische profeet Mohammed) geconditioneerd worden tot een volgzaam en slaafs wezen.
Dat is mogelijk ook gebeurd met deze vrouw, al zullen haar ambities voor een betere plek in de rangorde van de partij ook een rol gespeeld hebben. Toen zij na de kennelijk onheuse afloop van de affaire hulp zocht bij Azarkan, kreeg zij slechts begrip toegeworpen maar ze had al kunnen weten dat een moslim zijn vingers niet aan een vrouw zou branden, zelfs al beweerde ze te zijn overweldigd of iets dergelijks.
Overigens: als we terugkijken op de korte aanwezigheid van de ambitieuze Sylvana Simons bij die partij, valt hetzelfde op en bovendien is ze donkerder getint dan de lichter getinte mannen in de partij. Binnen islamitisch gedomineerde culturen wordt een donkerder huidskleur geassocieerd met voorouders die slaaf zijn geweest. Zij worden doorgaans als minderwaardig beschouwd; niet van de juiste, gegoede afkomst. Na haar aantreden bij Denk stond voor ons dan ook al vast dat ze het onmogelijk lang uit zou houden. Vrouwen tellen volgens de islam niet mee en als ze donker zijn al helemaal niet.
Zowel Kuzu als Özturk hadden op het moment dat ze zelfstandig in de Kamer kwamen in Turks-islamitische ogen een status van ‘eer’ bereikt. Dat komt overigens ook in diep-religieuze gemeenschappen op de ‘Bible-belt’ voor en daar zal b.v. Van der Staay weer hoge ogen gooien. In dergelijke kringen wordt het eigen gedrag vooral bepaald door hoe de directe omgeving reageert. Daarom is het bereiken van een positie die duurzaam respect en onderdanig gedrag afdwingt (dat is samen ‘aanzien’ en ‘eer’) het hoogst bereikbare.
De positie nu, van Özturk als voorzitter van de partij en Kuzu als politiek leider, is bij uitstek een recept onder moslims voor paleisrevoluties: wie verdient de meeste ‘eer’? Het islamitische concept staat slechts één leider toe en bij voorkeur iemand ‘van kennis’ (bedoeld wordt: kennis van de islam en de geschriften) die goed begrijpt wat de Wil van Allah precies is in een bepaalde situatie. Maar is dat Özturk (‘Moge Allah je straffen’) of Kuzu die de camera’s vaker en gemakkelijker lijkt te halen?
Het lijkt erop dat Özturk zich vooralsnog het meest handig heeft getoond, daarbij geholpen door Azarkan, die nog niet zo heel lang geleden in Istanbul werd gespot met Kuzu, waar zij naast het aanschaffen van voordelige maatkostuums, tevens bespraken op welke wijze zij Özturk het beste buiten konden werken. Wat zou er dan toch gebeurd zijn dat even later deze twee leden van de ‘oemma’, Özturk en Azarkan, elkaar toch vonden om juist Kuzu buiten te werken? Ook dat is typerend voor de onderliggende – premoderne – structuren: Kuzu heeft een eervolle positie moeten neerleggen en Azarkan heeft die kunnen behouden.
Het behouden van ‘eer’ is het allerbelangrijkste. Maar deze afloop is daarom meteen ook het recept voor een volgende twist, want Kuzu had natuurlijk wel een mandaat van 23.000 kiezers en Özturk veel minder: bijna 10.000. Dus reken maar uit…
Bovendien heeft Kuzu zich ‘als vrome moslim’ onsterfelijk gemaakt in islamitische kringen, door te weigeren de Israëlische premier Netanyahu een hand te geven en provocerend met een Palestijnse vlag bij de Klaagmuur in Jeruzalem te paraderen. Het fijne van de posities zullen we niet weten, want wat Özturk c.s. loslaten tegen de Nederlandse pers behoeft geen waarheid te zijn: jegens ‘ongelovigen’ is een moslim niet gehouden de waarheid te spreken. Dat is een concept wat bekend is onder de titel ‘takiyya’.
Deze klucht kent om verschillende redenen nog een vervolg, daar mag u op rekenen. Moslims slagen er nergens op deze wereld in om vredig en met begrip voor andere standpunten met elkaar om te gaan. Sla de kranten er maar op na en kijk waar de brandhaarden zich bevinden.
David Pinto & Ton Nijhof
Prof. dr. David Pinto geldt als de expert bij uitstek rond interculturele vraagstukken en is oprichter/grootaandeelhouder van het ICI. Inmiddels verscheen zijn 20e boek: ‘Een Marokkaanse Jood van Analfabete Ouders’.
Ton Nijhof is Bedrijfskundige en – samen met dr. Sid Lukkassen – auteur van het rauwe boek ‘De Afrekening’. Hij is tevens voorzitter van de Stg. De Nieuwe Zuil, redacteur van Sta-pal.nl en behoort samen met Mat Herben tot de enig overgebleven erfgenamen van Prosper Ego’s ‘Oud Strijders Legioen’ / Sta-Vast.
Hier kan je reageren op onze artikelen en een inhoudelijke bijdrage leveren. Lees ook even onze huisregels.
Om te reageren dien je eerst aan te melden.
Reageer je voor de eerste keer? Registreer je dan hier.