De directeur-bestuurder van woningcorporatie Domijn presenteert in deze opinie een ambitieuze visie die verder reikt dan het aanpakken van acute woonproblemen. Haar pleidooi voor solidariteit als basishouding wijkt af van de traditionele focus op de kerntaken van woningcorporaties.
Door: Erwin Versteeg
De directeur-bestuurder van Domijn pleit voor samenwerking, solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid binnen de woningcorporatiesector.
Haar visie reikt verder dan het aanpakken van acute woonproblemen. Ze pleit, zoals ik het lees, voor een nieuwe missie voor woningbouwcorporaties: een verschuiving van ‘solitair delen’ naar écht ‘solidair als basishouding’.
De kerntaak van woningcorporaties ligt bij het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen, met als prioriteit betaalbaarheid, beschikbaarheid en leefbaarheid.
De visie van Wilma van Ingen is ambitieus en nobel. Ze constateert maatschappelijke barsten, veroorzaakt door uitdagingen zoals het woningtekort, armoede, en klimaatverandering. Deze problemen vragen volgens haar om een houding van solidariteit.
Ze waarschuwt voor een dreiging van meer afstand en een ieder-voor-zich-mentaliteit. Daarom pleit ze voor solidariteit als basishouding. Dit vertaalt ze naar een nieuwe missie voor woningcorporatie Domijn: van ‘solitair delen’ naar ‘solidair als basishouding’.
Maar het roept toch ook vragen op over de balans tussen kerntaken en bredere maatschappelijke verantwoordelijkheden. En wat betekent dit concreet voor de rol van een woningcorporatie?
Solitair delen is een geïsoleerde daad van vrijgevigheid, terwijl solidariteit een structurele toewijding aan samenwerking voor het collectieve welzijn inhoudt.
Kijkend naar de complexe uitdagingen die worden gezien, dan zijn dit – behalve het woningtekort en personeelstekort – echter allemaal zaken waar de woningcorporatie weinig tot geen invloed op heeft.
Het roept de vraag op in hoeverre woningcorporaties zich moeten richten op thema’s als klimaat, armoede en politieke verdeeldheid, en hoe deze taken zich verhouden tot hun kerntaken.
Zonder er dieper op in te gaan, kan worden verwezen naar de column van PvdA-coryfee Ronald Plasterk: niet de kiezers schuiven, maar standpunten van partijen.
Als het gaat om het tekort aan sociale huurwoningen, dan is dit grotendeels het gevolg van politiek beleid.
De verhuurdersheffing (ingevoerd onder PvdA-beleid) heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat woningcorporaties uit zakelijke overwegingen kritisch zijn geworden op hun woningvoorraad. Tussen 2014 en 2020 is het aantal sociale huurwoningen zelfs met 80.000 gekrompen.
Bij nieuwbouwprojecten zijn de gevolgen hiervan nog steeds merkbaar. Er wordt meer sociale huur afgebroken dan dat er nieuw wordt gebouwd. Dit ondanks dat Wilma van Ingen in 2023 nog vond dat Hugo de Jonge, demissionair minister van Volkshuisvesting, de corporaties weer op de kaart heeft gezet.
Toen zei ze:
“We zijn jarenlang uitgegaan van een krimp van de bevolking en concludeerden dat er minder behoefte zou zijn aan sociale woningbouw. Maar de samenleving is veranderd”.
“Dat er zoveel immigratie zou zijn, wisten we niet. We moeten nu veel meer statushouders en asielzoekers huisvesten”.
Opvallend is dat het college van B&W van de gemeente Enschede al jaren roept: groei, groei, groei. Iets wat vanaf 2012 niet lukt.
De hoge immigratie heeft landelijk geleid tot druk en ook Enschede heeft de gevolgen hiervan ondervonden door tijdelijke groeispanningen.
Neem daarbij mee dat asielmigranten na statusverlening vrijwel altijd worden gehuisvest in een sociale huurwoning.
Dat een woningcorporatie verder kijkt dan alleen het verhuren van woningen is zeer nobel.
Zeker als je het doortrekt naar de leefbaarheid. Leefbaarheid in wijken en buurten beïnvloedt direct het onderhoud en de staat van de woningvoorraad, wat op de lange termijn ook de kosten kan verlagen.
Daar komt bij dat in wijken en buurten waar het prettig wonen is, meer betrokken huurders wonen met minder problemen. Wat uiteindelijk in het voordeel werkt van de woningcorporatie.
Als de nadruk echter te veel op leefbaarheid komt te liggen, en de woningcorporatie dus taken oppakt die eigenlijk meer bij gemeenten, zorginstellingen of maatschappelijke organisaties horen, kan dit leiden tot een situatie waarin de corporatie buiten haar wettelijke opdracht treedt. Die is – en het is een herhaling – primair gericht op het aanbieden van betaalbare woningen.
Betaalbare woningen die goed worden onderhouden door de corporaties. Woningen die geen last hebben van vocht, goed geïsoleerd zijn en niet tochten waardoor er onnodig veel gestookt moet worden.
Als corporaties te veel taken op zich nemen buiten hun kerntaken, kan dit leiden tot rolverwarring, waarbij de focus op betaalbare huisvesting verzwakt. Bovendien rijst dan de vraag of het beschikbare geld goed wordt besteed.
Huurders en andere belanghebbenden kunnen daarnaast kritischer worden als investeringen in leefbaarheid worden gezien als “over de kerntaken heen”.
De woningcorporaties zijn autonoom en verantwoordelijk voor hun eigen bedrijfsvoering. Toch is de invloed van de overheid groot. Dit kan leiden tot rolverwarring.
Twee voorbeelden:
De traditionele rol van corporaties (christelijk sociaal: medemenselijkheid, solidariteit en naastenliefde) heeft sterke overeenkomsten met de idealen van het socialisme. In hun oorspronkelijke opzet verzetten woningcorporaties zich ook tegen een volledig vrije woningmarkt, die vaak ongelijkheid versterkt.
Dit sluit aan bij het socialistische idee dat essentiële behoeften niet volledig aan de markt moeten worden overgelaten.
Dit concept – van de maakbare samenleving – gaat ervan uit dat door middel van overheidsbeleid en collectieve inspanningen sociale ongelijkheden kunnen worden verkleind en maatschappelijke problemen opgelost.
Het opiniestuk heeft wat mij betreft wel een wat paternalistische houding. Dit sluit aan bij het idee van maakbaarheid, waarbij een elite of organisatie denkt dat alleen zij een samenleving op de beste manier kunnen inrichten.
De visie van Wilma van Ingen is ambitieus en nobel, maar roept vragen op over de balans tussen kerntaken en bredere maatschappelijke verantwoordelijkheden.
Woningcorporaties moeten zich blijven richten op hun kerntaak: betaalbare huisvesting en leefbaarheid. Dit vraagt om duidelijke keuzes en een scherp oog voor de balans tussen maatschappelijke ambities en de behoeften van huurders.
Wat Wilma van Ingen ‘brede maatschappelijke uitdagingen’ noemt, zijn juist redenen waarom een groot deel van de samenleving – waaronder huurders van Domijn – kiest voor partijen met een fundamenteel andere visie op immigratie, klimaat, leefbaarheid, armoede en woningtekort.
Enschede, voorop en vooruit
Nooit opgegeven, niets doen is geen optie. Enschede, Nederland is het waard!
——————————
Erwin Versteeg is zelfstandig ondernemer en sinds maart 2018 voorzitter van ‘Verbindend Enschede’. De columns die hij schrijft, zijn op persoonlijke titel en bedoeld om een discussie op gang te brengen. Onderwerpen in de columns zijn lokaal, landelijke, geopolitiek of maatschappelijk, en daarmee lokaal en/of landelijk mogelijk geen onderdeel van hun (politieke-) verkiezingsprogramma.
.
Hier kan je reageren op onze artikelen en een inhoudelijke bijdrage leveren. Lees ook even onze huisregels.
Om te reageren dien je eerst aan te melden.
Reageer je voor de eerste keer? Registreer je dan hier.