De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) is een instituut van de EU dat sinds 2002 de EU-landen beoordeelt wat betreft racisme en intolerantie. Eerder werd hier al hun algemene jaarlijkse rapport kritisch doorgenomen. Kern van de kritiek was dat de leden van het instituut hun werk onafhankelijk en deskundig horen te doen, maar in de praktijk geen onafhankelijke deskundigen blijken te zijn. In dit artikel wordt gekeken naar het recente rapport over Nederland. Dat rapport komt eens in de vijf jaar uit.
(noot: de vetgedrukte woorden zijn gekozen door P. van Lenth):
Eerst maar eens uit het voorwoord citeren:
De werkwijze voor het opstellen van de rapporten omvat literatuuronderzoek, een werkbezoek aan het desbetreffende land en vervolgens een vertrouwelijke dialoog met de nationale autoriteiten van het land.
ECRI-rapporten komen niet tot stand op basis van onderzoeken of getuigenverslagen. Het zijn analyses gebaseerd op een grote hoeveelheid informatie uit zeer uiteenlopende bronnen. Het literatuuronderzoek is gebaseerd op een groot aantal binnen- en buitenlandse schriftelijke bronnen. Het werkbezoek biedt de mogelijkheid tot direct contact met de betrokken (gouvernementele en non-gouvernementele) partijen teneinde gedetailleerde informatie te vergaren. Met de vertrouwelijke dialoog worden de nationale autoriteiten in staat gesteld eventuele wijzigingen in het conceptrapport voor te stellen om mogelijke feitelijke onjuistheden te corrigeren. De nationale autoriteiten kunnen desgewenst verzoeken hun zienswijze bij het ECRI-rapport te voegen. (pag. 7)
Wat opvalt is dat alleen de aan de macht zijnde politieke partijen een ‘vertrouwelijke dialoog’ lijken te kunnen aangaan en via die weg invloed op het rapport kunnen afdwingen. Andere, oppositionele, politici kunnen niet anders dan hun sympathisanten bij non-gouvernementele organisaties inzetten, zo ze die contacten hebben. Je kan je afvragen wat er zo van het principe van de onafhankelijkheid overblijft. Weliswaar is de overheidsbemoeienis formeel beperkt tot het laten bijstellen van ‘feitenmateriaal’, maar in de praktijk wordt over ‘de feiten’ heel veel gebakkeleid. Stel bijvoorbeeld dat er een demonstratie uitliep op geweld: wie begon het geweld en waarom? Wiens versie is de meest eerlijke? Doet niet immers iedereen altijd de grootste moeite om een bepaalde in eigen voordeel uitvallende gebeurtenis te duiden als ‘het begin’?
Maar goed, bedenk maar eens een betere formule (al zou ook te rade gaan bij de oppositie al een hele verbetering inhouden). En tenslotte, de commissie mag de objectieve feiten toch voorzien van een onafhankelijke opinie?! Dat zou me moeten geruststellen, maar dat doet het niet. Uit het vorige verslag werd al duidelijk dat die onafhankelijkheid in de praktijk neerkomt op partijdigheid, en wel op een volledig linkse voorkeur. Of beter, op een regressief-linkse voorkeur. Nu we eindelijk, althans in Denemarken en bij ons bij Vrij Links, weer enige mist in het hoofd van de nodige sociaal-democraten langzaam zien wegtrekken, is het beter om die linkse mensen expliciet te gaan onderscheiden van het nog altijd dominante blok van regressief-links.
Domenica Ghidei Biidu
Tot zover het voorwoord. Over naar de inhoud. Welke kritieken heeft de commissie? Of nee, wacht even. Eerst moet ons eigen commissielid in het zonnetje worden gezet. Zij heeft immers een heel grote rol gespeeld in het document, mag je aannemen. Het gaat om Domenica Ghidei Biidu. Biidu heeft een lange staat van dienst. Wie vindt dat in zo’n commissie alleen bevlogen mensen mogen zitten, kan niet veel tegen haar inbrengen. Toch gaat het te ver om haar als onafhankelijk te zien. Zij kwam, zo’n 40 jaar geleden, op haar 15e samen met vriendinnen op eigen houtje naar Europa en vroeg asiel aan in Nederland. Er was destijds oorlog in haar land, Eritrea. Ze werd erkend. Al 40 jaar hier dus, maar uiteraard nooit losgekomen van haar eigen geschiedenis. Het is volkomen begrijpelijk dat een oorlogsvluchteling zich goed kan inleven in andere oorlogsvluchtelingen en het voor hen wil opnemen. Maar kan zo iemand zich ook goed inleven in de autochtoon?
Wat houdt ‘onafhankelijkheid’ in? Wat houdt deskundigheid in? Laten we vooral niet de denkfout maken dat het inhoudt dat een onafhankelijke deskundige dus automatisch ook onpartijdig is. Laten we vooral niet denken dat Domenica Biidu dùs onpartijdig is. De zoektocht op internet bevestigt juist dat ze ronduit partijdig is. Ze is vòòr de multiculturele samenleving, vòòr inclusiviteit en neemt het uitgebreid op vòòr vluchtelingen, zonder ook maar enige kanttekening erbij te plaatsen. Dat mag allemaal, maar het tekent wel de eenzijdigheid van dit commissielid. En idem zijn de overige leden eenzijdig van regressief-linkse snit. Dat blijkt uit hun analyse van Nederland.
Het rapport begint al ‘goed’:
Er is een proces gaande om meer gronden voor discriminatie in de Grondwet op te nemen en de Tweede Kamer heeft een amendement op de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) goedgekeurd dat uitdrukkelijk bepaalt dat discriminatie op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie ook vormen van discriminatie op grond van geslacht zijn. (pag. 9)
De ECRI vindt dat een goede zaak. Maar is het ook een goede zaak? De volgende kritiek treft niet zozeer de ECRI, maar wel ons parlement dat geen idee heeft van de belachelijkheid van het onderhavige amendement. Discriminatie op grond van geslachtskenmerken willen tegengaan is natuurlijk een goede zaak, al is dat reeds verboden op een aantal gebieden. Maar op basis van genderidentiteit en genderexpressie? Beseft iedereen wel wat daar staat? Dus als iemand als jongetje geboren is en besluit voortaan als meisje verder te gaan, dan moet jij hem voortaan verplicht als meisje aanspreken. Doe je dat niet, dan word je vervolgd en beboet omdat je discrimineert.
Afijn, volgende onderwerp. Ik sla veel over dat in feite op hetzelfde neerkomt als wat al is besproken in het vorige artikel.
De opstellers hebben het sterk gemunt op de PVV en FvD:
Ondanks deze positieve ontwikkelingen constateert de ECRI dat het politieke debat in het algemeen nog steeds sterk wordt beïnvloed door een xenofobe, angstaanwakkerende retoriek onder invloed van de Partij voor de Vrijheid (PVV) en Forum voor Democratie (FvD). Dit debat leidt sinds het begin van deze eeuw tot verdeeldheid en wordt gevoed door steeds weer nieuwe islamofobe uitlatingen en acties zoals het opzetten van websites voor het melden van klachten over arbeidskrachten uit Roemenië, Polen en Bulgarije in 2012 en asielzoekers in 2015 en een Mohammed-cartoonwedstrijd van de PVV in augustus 2018. (pag. 19-20)
Andere politieke partijen wordt het vervolgens kwalijk genomen dat die zich daardoor hebben laten verleiden tot eveneens kwalijke uitspraken, in pogingen de PVV en FvD wind uit de zeilen te nemen. De commissie ziet deze ontwikkelingen met zorg tegemoet. Ook de uitspraak van Rutte “”Doe normaal of ga weg” wordt hem kwalijk genomen:
[…] in januari 2017 schreef de minister-president het volgende in een open brief die op internet en in krantenadvertenties verscheen: “We voelen een groeiend ongemak wanneer mensen onze vrijheid misbruiken om hier de boel te verstieren, terwijl ze juist naar ons land zijn gekomen voor die vrijheid. […] Ik begrijp heel goed dat mensen denken: als je ons land zo fundamenteel afwijst, heb ik liever dat je weggaat. Dat gevoel heb ik namelijk ook. Doe normaal of ga weg.” (pag. 20)
Kwalijk genomen, want: “Mensen uit minderheden ervaren dit soort taal als vijandig en xenofoob.”
Idem wordt er negatief geoordeeld over allen die zich niet willen laten ringeloren door hen die zeggen Zwarte Piet kwetsend te vinden.
Eenzelfde gevoel van uitsluiting van zwarte mensen is te vinden in de zwartepietendiscussie. Voor velen is Zwarte Piet een beledigende karikatuur en een racistisch stereotype uit de tijd van de slavernij. (pag. 21)
En idem geldt voor wetsvoorstellen die iets inzake de boerka en de niqab proberen te regelen. Ook die zijn kwetsend, voor moslims wel te verstaan.
Deskundigen zijn van mening dat dit soort patronen het … gevoel bij moslims versterkt dat er met twee maten wordt gemeten, dat hun gedachten en daden anders worden beoordeeld, en dat beledigende uitspraken van politici over moslims als aanvaardbaar worden beschouwd. (pag. 21)
De radicalisering bij moslims, die ook de ECRI wel waarneemt, wordt geacht een gevolg van al die vreemdelingenhaat te zijn. Ook de media zouden op de hand van de vreemdelingenhaters zijn.
In veel nieuwsberichten over moslims wordt ook de PVV of haar partijleider genoemd en wordt de stevige taal van de PVV overgenomen. Dat soort herhaald negatief nieuws leidt tot stereotypering van moslims, voedt vooroordelen en kan aanzetten tot discriminatie. … Van vertegenwoordigers van minderheden heeft de ECRI vernomen dat de Nederlandse televisie en andere media “vooral heel wit en autochtoon zijn” en dat mensen uit minderheden niet vaak de kans krijgen zich in de media te uiten. (pag. 22)
‘Jo-den! Jo-den! Jo-den!’
Bij voetbalwedstrijden houden de antisemitische spreekkoren aan, zo schrijft de ECRI, “vooral bij die van Ajax“. Waarbij de lezer dan maar zelf moet bedenken dat hier niet de Ajax-aanhang wordt beschuldigd, maar de aanhang van haar tegenstanders. De Ajax-aanhang zelf werpt zich immers op als beschermers van de joden.
De ECRI wenst gedragscodes die de haattaal moeten bestrijden. En er moeten zwaardere sancties (zwaardere boetes, langere gevangenisstraf) komen bij overtreding van de codes. Zal je altijd zien. Dat zwaar normatieve mensen willen grijpen naar dat soort middelen. De knoet erover, vinden ze in hun hart. Ach, ergens snap ik dat ook wel. Ook mij verbazen geregeld de opgelegde straffen. Dan worden er bijvoorbeeld simpele taakstraffen gegeven in plaats van steviger straffen, zelfs bij overduidelijke recidive. Maar er is wel een verschil. De ECRI lijkt het ook te hebben gemunt op taal die volgens mij nog steeds onder de vrijheid van meningsuiting hoort te vallen en dan zijn ‘zwaarderde sancties’ de opmaat naar echte censuur.
Over godsdienst staat er een frappant zinnetje in:
… dat christenen, moslims en joden allemaal dezelfde God aanbidden. (pag. 23)
Zou het? Ik geloof er niks van.
Over het OM doet de ECRI nog een boekje open. Misschien was het al open, maar ik wist het niet:
De ECRI is verheugd dat het OM diverse strategische strafzaken tegen plegers van haatzaaien heeft gevoerd. De ECRI is van mening dat het OM hiermee krijgt terugbetaald wat het de afgelopen 20 jaar heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van een eenheid die zich in de strafrechtelijke vervolging van haatzaaien en hatecrime heeft gespecialiseerd en dat er bij de rechtbanken en het gerechtshof gespecialiseerde officieren van justitie zijn benoemd. (pag. 25)
Gespecialiseerde afdelingen, daar hoor ik van op. En dat is dus 20 jaar geleden op poten gezet. Tsja, die afdelingen moeten natuurlijk wel wat te doen hebben, want anders worden ze weer opgeheven en dan zijn die lui geen specialist meer. Dus hups, een proces tegen Wilders dan maar. De ECRI betoonde zich zeer content.
De ECRI is in die zin verheugd dat de leider van de PVV opnieuw vanwege zijn islamofobe uitspraken is vervolgd. (pag. 25 )
Dan neemt de ECRI het op voor de beledigde Sylvana Simons. En vindt het ook goed dat de Blokkeerfriezen zijn veroordeeld. De ECRI vindt het mooie strafzaken, want zo wordt aan de Nederlanders toch maar even een afschrikwekkende “boodschap aan de samenleving” (pag. 25) afgegeven. Maar wel stelt de ECRI dat de straffen zwaarder moeten, want het is allemaal niet afschrikwekkend genoeg.
En zo gaat het document door. Het is één lange tirade vanuit regressief-linkse hoek tegen alles wat ook maar enigszins kritisch is, met name aangaande de drie i’s: immigratie, integratie en islam. Of laat ik het net anders stellen. De leden van de ECRI zullen zich vast verweren door te stellen dat “kritiek uiteraard mag in een democratie”. Maar durven ze ook zover te gaan mensen toe te staan onwelwillend te staan tegenover zaken als immigratie, integratie en islam? Staan ze die mensen toe zich daartegen te verzetten, in woord en zelfs in daad? Wellicht zullen ze “ja, mits” antwoorden, doelend op door hen – en alleen door hen – getrokken grenzen.
Wat is de ruimte die ze laten voor mensen die de buik vol hebben van degenen die erop hameren dat we goed moeten zijn voor iedereen, ongeacht cultuur, ideologie en herkomst? Is er nog ruimte voor de uiting van walging die velen voelen wanneer er weer eens gesproken wordt over één wereld die van iedereen is? Welke ruimte laten ze aan hen die niet wensen mee te gaan in het type ‘verandering’ dat door linkse mensen wordt verkocht als progressief?
Die ruimte… Die ruimte hoort natuurlijk voldoende ruim te zijn, wil je mensen niet tot frustratie en radeloosheid – of nog erger – drijven en dat houdt in dat er ook lelijke woorden vallen, en dat er ook provocerende daden zijn. Wat lelijke woorden en provocatie betreft kent uitgerekend links een traditie. Er zijn veel rechts genoemde mensen die hun lelijke woorden en provocatieve gedrag uitgerekend bij links hebben geleerd, en schijnbaar niet hebben afgeleerd.
Wat is er gebeurd met ‘lange tenen’?
Overigens is het vaak in the eye of the beholder of een uitspraak lelijk is, en idem geldt voor acties. Wat dat betreft is er echt sprake van verschillende beleving.
De ECRI ziet niet de relatieve verdraagzaamheid in de samenleving, maar ziet juist een zware onverdraagzaamheid. Het zijn vast heel lieve mensen. Maar wee degenen die onwelwillend staan tegenover hùn agenda. Hun agenda, die is opgesteld door ‘onafhankelijke deskundigen’. Geef ze de macht en ze zullen ordinaire dictators blijken te zijn. Niet omdat ze links zijn, wel omdat ze regressief-links zijn.
De door hen zo de maat genomen critici moeten zich vooral niet de les laten lezen door de ECRI. Hun rapport wegwuiven is gerechtvaardigd, al zou het beter zijn de groep uit te breiden met mensen uit de kampen die door deze ECRI zo minachtend de maat genomen worden.
Voor de duidelijkheid, ik heb het dan niet over de kampen van de échte antisemieten, de échte racisten en waar écht gediscrimineerd wordt. Wel over hen die van zoiets beschuldigd worden terwijl ze zelf een even grote – zo niet nog grotere – hekel eraan hebben.