In de Tweede Kamer werd op 17 november 2021 het Kamerlid Sjoerdsma van D66 getrakteerd op het vooruitzicht van ‘tribunalen’ door Van Houwelingen (FvD). Sjoerdsma antwoordde daarop dat hij in zijn ruim negen jaar als Kamerlid in de plenaire zaal nog niet eerder heeft meegemaakt dat een collega bij de microfoon stond met een bedreiging.
Door: Ton Nijhof
Aansluitend werden in de wandelgangen van het Binnenhof en in de pers, de opmerking van Van Houwelingen geplaatst in het frame van de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging, et cetera, enzovoorts. In de Eerste Kamer viel het woord op 23 november 2021 ook, toen Otten (Groep Otten) zijn ambtsgenoot Fentener (FvD) voor de voeten wierp dat “zijn partij opriep tot het voeren van tribunalen”. Voorzitter Jan Anthonie Bruijn (VVD) reageerde onmiddellijk en geprikkeld: “ik wil dat woord in deze Kamer niet horen. Het is een metaforische vergelijking met de Tweede Wereldoorlog en moet gezien worden als een belofte van een slotafrekening”, of woorden van gelijke strekking. Wie dat zo leest krijgt de indruk dat de heren, zowel Sjoerdsma, Otten als Bruijn, de Neurenberger processen en de uitkomsten ervan ernstig betreuren, waarbij Halsema (Die het Kabinet Rutte-l moeiteloos het kabinet Paars-Bruin doopte) onmiddellijk zou opmerken dat de achternaam van de laatste dat wel enigszins begrijpelijk maakt.
In de Tweede Kamer ging het op 24 november 2021 ook mis, nu met ernstiger gevolgen; de Kamervoorzitter (Bergkamp, D66) ontnam volksvertegenwoordiger Van Meijeren (FvD) het woord, nadat hij constateerde dat (leden van) de regering en Kamer (namelijk de leden van de regeringspartijen) zich aan misdaden had schuldig gemaakt; “Dit wanbeleid gaat veel verder dan incompetentie. Het is misdadig. Er worden daadwerkelijk misdrijven gepleegd. En het gaat niet over de minste misdaden. Ambtsmisdrijven, maar ook misdrijven als wederrechtelijke vrijheidsberoving, landverraad, dood door schuld, en in het ergste geval zelfs massamoord.” Daar had Van Meijeren wel reden voor, want eerder in 2021 was het Kabinet afgetreden als gevolg van de inhoud van het rapport ‘Ongekend Onrecht’, die tot stand kwam na een ‘flitsenquête’ door de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.[1] Hierin werd duidelijk dat de uitvoerende macht (de Regering) en de rechtsprekende macht (de rechters, in het bijzonder de Raad van State) hadden samengespannen en in sommige gevallen de hele rechtsstaat geschonden. “Onze grondrechten en vrijheden worden onder valse voorwendselen, dus op onrechtmatige wijze, van ons afgepakt,” aldus Van Meijeren. “De integriteit van ons lichaam wordt niet meer beschermd. En het schaapachtige deel van de bevolking, dat gelukkig steeds kleiner wordt, wordt stelselmatig geïndoctrineerd en gemanipuleerd met angstpropaganda zodat ze maar onderdanig blijven en vooral blijven gehoorzamen.”
Nu is het natuurlijk zo dat een uitwisseling van standpunten, zeker in de Staten Generaal, niet gepaard moet gaan met bedreigingen of in een sfeer die instemming slechts wil afdwingen onder de dreiging van geweld of het vooruitzicht van een speciaal tribunaal voor de gedane uitspraken. Maar onder andere de voorzitter van de Eerste Kamer Bruijn mist hier toch duidelijk het punt dat het woord ‘tribunalen’ bepaald niet exclusief verwijst naar de Tweede Wereldoorlog. Zo kennen we nog de berechting van oorlogsmisdadigers uit voormalig Joegoslavië en de Rwanda-tribunalen onder auspiciën van de Verenigde Naties, om maar eens wat te noemen.
De kern van een ‘tribunaal’ is eigenlijk dat dit een bijzondere rechtbank is, die degenen die in een positie van heersende (wetgevende) macht verkeren of verkeerd hebben en die daarvan gebruik maakten of maken, op een manier die de weg heeft geopend naar een toekomst van onderdrukking, het ontmantelen van democratie, het schenden van fundamentele oordeelsrechten van burgers en het verhinderen van de hen toekomende vrijheid van meningsuiting, beoordelen (en zonodig veroordeeld) op en voor hun daden.[2] Met andere woorden: zij worden met gebruikmaking van internationaal geldend recht beoordeeld en niet op grond van de wetten die zij veelal zelf hebben gemaakt. Daar lijkt toch niet zoveel mis mee, dus waarom Bruijn, Otten, Bergkamp en Sjoerdsma (en in hun kielzog anderen) zich daar met een zekere felheid tegen uitspreken is niet duidelijk. Wat de tribunaal-roepers willen zeggen (en waarom ze dat dan niet gewoon zo zeggen is ook al niet duidelijk) is dat het betwiste handelen, het voorliggende voorstel van wet, niet voldoet aan de veronderstelde ethische moraal in het internationaal recht. Dat alleen al het verdedigen van het voorstel tot wet, mede “leidt tot onderdrukking, het ontmantelen van democratie, het schenden van fundamentele oordeelsrechten van burgers en het verhinderen van de hen toekomende vrijheid van meningsuiting” en, zoals de processen van Neurenberg hebben duidelijk gemaakt, dat dit, menselijkerwijze, volstrekt onaanvaardbaar is.
Kamerleden die zich in hun controlerende taken, zeker na het rapport Ongekend Onrecht, niet voortdurend bewust zijn dat ook regeringen zich misdadig kunnen gedragen (en onze huidige of vorige Kabinetten zijn daarin niet uniek) hebben in de Kamer niets te zoeken. Als een Kamerlid met reden vindt dat er mogelijk misdadigers in de regering zitten, dan moet dat gezegd kunnen worden, waarna de Kamer daarover van gedachten wisselt. Dat debat niet aangaan is zelfs misdadiger.
Met de inhoud heeft de Kamervoorzitter niets te maken. Het is niet háár Kamer; het is ònze Kamer waar ònze vertegenwoordigers debatteren en het liefst op het scherpst van de snede. Bergkamp kan er eigenlijk niets van, zelfs niet voorzitten, dáár moet eens over gedebatteerd worden.
[1] Zie: Eindverslag Parlementaire Onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag: ‘Ongekend Onrecht’, 17 december 2020.
www.tweedekamer.nl/sites/default/files/atoms/files/20201217_eindverslag_parlementaire_ondervragingscommissie_kinderopvangtoeslag.pdf
[2] De (in het Nederlands vertaalde) opvatting van hoofdaanklager in het eerste Neurenberg proces, Robert Jackson. Zie ook: Steffen Radlmaier (Hrsg.): Der Nürnberger Lernprozess – Von Kriegsverbrechern und Starreportern, Frankfurt am Main 2001. ISBN 3821845031.
——————–
Hier kan je reageren op onze artikelen en een inhoudelijke bijdrage leveren. Lees ook even onze huisregels.
Om te reageren dien je eerst aan te melden.
Reageer je voor de eerste keer? Registreer je dan hier.