Yesilgöz zei voorafgaand aan het gesprek tegen de NOS tenminste twee dingen te weten: “Er zijn maatregelen, en mensen willen graag carnaval vieren.” Om die twee zaken te verenigen moet er ‘een model’ worden gevonden, aldus de minister. Ze zou de situatie bespreken met de burgemeesters Penn-te Strake van Maastricht, Mikkers van Den Bosch en de niet uit het nieuws te meppen Bruls van Nijmegen.
Het is ruimschoots duidelijk waar de minister op voorsorteert: een te tonen bewijs dat het lichaam van de ambitieuze feestvierders voldoet aan staatseisen, namelijk ingespoten met een goedje waarvan men tot voor kort nog meende dat dit een infectie met corona kon voorkomen. Dat is inmiddels overigens allang niet meer het geval; hooguit beperken de vaccins de besmettingsrisico’s enigszins. Het straks ongetwijfeld te gebruiken argument dat de QR-code noodzakelijk is om de besmettingen onder controle te houden, is daarom voorshands al niet valide.
De Tweede Kamer, of althans dat deel dat zich van de regeringsopdrachten niets aan hoeft te trekken, doet er daarom goed aan nu al aan de bel te trekken en de minister op de koers te houden die de samenleving wenst. En die koers is: geen QR-code en ook geen andere ‘bewijzen van goedgekeurde lichamelijke toestand’, zoals stempels, tatoeages of emblemen. Het is hoog tijd dat grondwetsartikel 1 wordt aangevuld met de frase dat discriminatie op grond van de lichamelijke toestand niet is toegestaan. Als dat met het begrip ‘ras’ kan, (zelfs als een rechter in de war raakt met nationaliteit) dan kan de voorwaarde van het voldoen aan de door de overheid gewenste toestand van het lichaam daar ook wel bij.
De overheid en de grondwet: het blijft een moeilijke kwestie: