Hieronder treft u de voorbereiding van een onderzoeksvoorstel. Soms (te vaak), zit het nogal tegen – graag maak ik u deelgenoot van mijn reis. Hoe zou u uzelf voelen als iemand u vraagt een academisch onderzoeksvoorstel te schrijven en daarna van de aardbodem verdwijnt? Maanden later duikt die persoon op en scheldt u dan in ellelange e-mails de huid vol. Daarbij blijkt het project steeds minder te maken te hebben met het onderzoeksonderwerp, en steeds meer met de persoonlijke defecten van de betreffende.

Het onderzoeksvoorstel op zichzelf is interessant. Ik zeg erbij: het is niet perfect, er moet nog aan geschaafd worden, maar het is een degelijk fundament om op voort te bouwen. Het zijn boeiende en begeesterende thema’s. Is er een ‘zin’ in de geschiedenis en is de plek van religie ingenomen door wereldlijke strevingen? Hoe keken filosofen zoals Oswald Spengler, Walter Benjamin en Hans Blumenberg hier tegenaan?

Robert Martin Kerr

De reis die ik afleg, blijkt vaak een barre tocht – juist het verhaal over de geboorte van het onderzoeksvoorstel, is boeiend. Het geeft een inkijkje. Najaar 2020 nam ik deel aan een academische conferentie. Daar ontmoette ik Robert Kerr, een Canadese academicus die momenteel in Brussel woont en zich verdiept in oude talen en religies, denk Hebreeuws en Arabisch, dat werk. Robert Martin Kerr noemt hij zichzelf. Hij had mijn boek Abendland und Identität gelezen – na de conferentie zocht hij contact. Hij begon over ‘woke‘ en wat dit behelst voor de academische wereld.

Zo kwam het gesprek op de ontkerkelijkingsthese, het idee dat progressieve ideologieën, voortzettingen zijn van religieuze denkbeelden in wereldlijke vorm. De klimaatcatastrofe komt dan bijvoorbeeld op de plek van het Einde der Tijden. Zo kabbelde ons gesprek voort. Voor mij niets nieuws onder de zon, Kerr was echter opgelucht dat hij eens op niveau zijn bezwaren tegen ‘woke‘ kon uitspreken.

Het onderzoeksvoorstel

De aap kwam uit de mouw – Kerr vertelde wat hij echt wilde. Hij had ooit een boek gelezen van Eric Voegelin en dat had hem doen inzien dat progressieve idealen eigenlijk ontkerkelijkte ketterijen zijn. Meer telefoongesprekken volgden en hij bleef zijn frustraties over ‘woke‘ uitstorten. Nu wilde hij dat ik een onderzoeksvoorstel maakte en hij zou regelen dat het zou worden bekostigd en aan een universiteit zou worden uitgevoerd.

Nu was ik enigszins sceptisch maar hij bleef benadrukken dat het allemaal serieus was. Hij werkte zelf ook aan een universiteit. Twee maanden werkte ik aan het onderzoeksvoorstel en las meerdere essays ter voorbereiding. Mijn onderzoeksvoorstel moest nog wel verfijnd worden, het is nog wat breed qua opzet, maar Kerr was er zeer enthousiast over. Hij zou mij helpen om het te polijsten, beloofde hij.

Op het laatste moment…

Op het allerlaatst zat het me toch niet helemaal lekker. Op de Radboud Universiteit Nijmegen had ik eerder met dit bijltje gehakt, en stuurde er nog een mailtje met mijn gedachten achteraan. Dit is de kern van ons latere meningsverschil – zeg maar gerust de reden dat hij totaal doordraaide. Waarom wilde Robert Kerr dit onderzoeksvoorstel? Omdat hij genoeg had van ‘woke‘ en hier binnen de academia een statement tegen wilde maken. Maar het openlijk bekritiseren van ‘woke‘, was uit den boze. Dat zou hem hoogstwaarschijnlijk felle ruzies opleveren en zelfs zijn baan kosten.

Was hij dus oprecht geïnteresseerd in de ontkerkelijkingshypothese? Dat vraag ik me af, want in dat geval zou hij gewoon Meaning in History (1949) van Karl Löwith nog eens in de belangstelling kunnen brengen. Hij wilde dit onderzoek gebruiken als een ideologisch breekijzer.

Twijfels bij de aanpak

Bij die aanpak had ik twijfels. Kerr wilde iets presenteren als een puur academisch onderzoek, wat in feite een ideologisch doel zou dienen. Zijn collega academici zouden hier om te beginnen al niet intrappen – zij het op basis van de implicaties van het voorstel, zij het omdat ze mijn voorgaande publicaties zouden analyseren. Óf nog erger: ze zouden het halverwege in de smiezen krijgen en het onderzoek halverwege saboteren. Daarmee zou ik al mijn tijdsinvesteringen verliezen.

Dus ik stelde voor per email, Robert, als je dan toch steun zoekt voor dit voorstel, zoek het dan bij de mensen waarvan je weet dat ze ideologisch aan jouw kant staan.

Als een wesp gestoken

Kerr reageerde als door een wesp gestoken. In de academische wereld zou het nog steeds draaien om talent en merites. De rest zou er allemaal niet toe doen, ‘alleen maar excuusjes van gefaalde studenten’, zo omschreef hij het. Hier begonnen de verhalen over zijn katholieke vader die hem streng had opgevoed. Het zou allemaal puur op inhoud worden bekeken en politiek zou er niet toe doen, benadrukte hij.

Daar was ik niet van onder de indruk. Immers, het was niet voor niets dat hij precies dit onderwerp wilde aangrijpen om een statement tegen ‘woke‘ te maken. Maar dan niet op een directe, moedige manier, maar op een laffe, indirecte manier. Waarbij ik alle risico’s op me afgewenteld kreeg als er halverwege politiek gemotiveerde tegenwind zou komen. Daarover zweeg ik om te situatie te doen bedaren. Robert zou het voorstel indienen en spoedig contact opnemen.

De ontsporing van Robert Kerr begint

Daarop begon de ontsporing van Robert Kerr. Hij nam geen telefoontjes meer op en ontweek zelfs een handgeschreven brief naar zijn huisadres. Weken later liet hij weten dat hij zijn verbondenheid aan een Canadese universiteit zou zijn kwijtgeraakt. Ook had hij in Duitsland boetes gekregen voor het niet dragen van een mondkapje, en was daarover in een wettelijk conflict. Hij ontweek alle correspondentie over het onderzoeksvoorstel en schreef nu lange verhalen over de keiharde meritocratische opvoeding door zijn katholieke vader.

Ik verwees naar de discussie in Nederland: de deugprofessor Wim Voermans nam de vers gepromoveerde rechtse doctor Raisa Blommestijn de maat. Voermans beweerde aantoonbaar valselijk dat zij zou zijn “ontslagen”, en noemde haar een “schandvlek”  wegens haar denkbeelden, daarbij gesteund door andere academici op sociale media. Dit was gewoon uitgesproken en openlijk politiek activisme – de meritocratie is definitief dood. Om dit punt te onderstrepen, voegde ik twee screenshots toe uit mijn Telegram-kanaal en stuurde die naar Kerr:

Ik zei dat ik alsnog dóór wilde met het onderzoeksvoorstel, maar solliciteren ‘out of the blue‘ is zinloos. Iemand ‘van binnenuit’ moet alvast wat voorwerk doen, de geesten warm maken. Daarop probeerde Kerr zichzelf buiten spel te zetten: “Kan Paul Cliteur jouw kruiwagen zijn?” Misschien was Kerr oprecht naïef en wist hij niet wat voor stront er over Paul Cliteur was uitgestort (denk aan debiele verdachtmakingen van antisemitisme), waarschijnlijker is dat Kerr opportunistisch deed alsof hij dat niet wist.

Kerr draait definitief door

Toen ik dan in Sint-Niklaas moest zijn voor de presentatie van Wees Afgrondelijk, stelde hij voor om samen te gaan lunchen. Maar die nacht voorafgaand stuurde hij meer e-mails, daarin verwijzend naar de screenshots. Nu begon hij grof beledigend te zijn, en schreef onder meer “My heart’s pumping pisswater for you“. Hij zou alsnog niet komen. Ik reageerde dat ik dat flauw vond ik had immers de middag er voor ingeruimd. Hij reageerde niet meer.

De conclusie mag de lezer zelf trekken. Mijn conclusie is niet mals voor Robert Kerr. Hij is in de kern een laffe man. Want hij wenst strijd tegen woke-ideologie te voeren op de universiteit, maar heeft niet de moed om het zelf te doen. Hij laat een ander maanden investeren om een onderzoeksvoorstel te schrijven. Kerr schept op dat hij het erdoor kan krijgen, gefinancierd kan krijgen, maar dat kán hij helemaal niet. In plaats van dit toe te geven, verschuilt hij zich achter meritocratische sprookjes. Met een laag smoesje draait hij zich er vervolgens uit.

Slotsom

Het probleem voor iemand in mijn positie is en blijft: charlatans die vanuit de marge opduiken, zich aan mij vastklampen omdat ze in eigen omgeving niet vrijuit kunnen spreken, en daarbij valselijk gouden bergen beloven. Iemand die de leeftijd heeft om mijn vader te zijn, en dan zoveel over zijn eigen vader mijmert tsja! Hieronder volgt dan het voorstel. Hopelijk wil u mij steunen via BackMe!

Working title: Expropriation & Self-Assertion

Author: Sid Lukkassen (PhD)

Blumenberg on Modernity and Selbstbehauptung

In the Netherlands, interest in Oswald Spengler has picked up since Boom re-translated and reprinted Der Untergang des Abendlandes in 2017. In this research project I want to prove that Spengler, although widely known as a cultural pessimist, is more compatible with Hans Blumenberg, than the latter – being a fierce critic of cultural pessimists and a defender of modernity – would at first glance believe. Additionally, I want to prove that what they have in common – an emphasis on a humanistic force of self assertion in Western history – can be integrated into the contemporary discourse on transhumanism and technology via the philosophy of Walter Benjamin.

Hans Blumenberg (1920 – 1996) was a German philosopher who wrote extensively about the opposition between Christianity and Modernity. He characterized Modernity as an era of human self-assertion (Selbstbehauptung). In opposition to conservative cultural pessimists who found that Western civilization ran on the fumes of an exhausted Christian religion, Blumenberg argued that Modernity offers an intrinsic newness. An innovative essence that is not expropriated from the past, but that is authentic to itself.

In Blumenberg’s analysis, Medieval Christianity had exhausted itself and was no longer able to answer moral as well as epistemological questions to the satisfaction of believers. This lead Western individuals to seek new answers, thus birthing Modernity. He answered the conservative critics of Modernity with a specific account of expropriation. This meant that they maintained, either covertly or openly, that Modernity had somehow inherited and transformed a Christian ‘essence’, and was thus running on a stolen creed. This underlying assumption, Blumenberg argued, was false.

Two objections

Against Blumenberg’s theory of Modernity as a historically unique epoch for human self-assertion, an important objection can be distilled from the work of the famous cultural pessimist and German philosopher Oswald Spengler (1880 – 1936). In Man and Technics (1931), Spengler provides a specific empirical account of how this innovative spirit already manifested itself in Medieval times. The innovative potential that Blumenberg characterizes as exclusively belonging to the modern era, is what was defined by Spengler as the ‘Faustian’ spirit of the West. The Faustian is to be understood as a spirit of restless striving, possessing a hunger to transcend boundaries imposed by nature.

Another criticism arises from a scrutinous examination of the expropriation thesis that underlies Blumenberg’s work. We have seen that Blumenberg accuses his conservative opponents of building their arguments, consciously or unconsciously, upon a model of expropriation. However, Blumenberg remained unclear about how the ‘messianic’ and ‘eschatological’ nature of Christianity (that according to the conservatives, secular progressivism had expropriated and transformed into a worldly impulse that was political rather than spiritual in nature), is derived or ‘inherited’ from Hebrew theology.

Therefore, by characterizing Christianity as he did – as a moot form of spirituality that did not deliver on its eschatological promises – Blumenberg also commits the philosophical error he defined as ‘expropriation’. With other words, the messianic impulse adopted by progressivism is not an authentic Christian creation. Thus, it may become less evident that Modernity would need to develop an innovative force of authentic self-assertion in opposition to the previous Christian Medieval era.

The second point can be understood to reinforce the first point, for two reasons. The first reason is that, as Modernity did not come into being by offsetting itself against an authentic spiritual force, it is less of a breach with the previous Medieval era as suggested in Blumenberg’s account of ‘Selbsbehauptung’. Secondly, if both Hebrew and Christian theology are not authentic creations of a self-asserting West, then maybe there is such a thing as a ‘Faustian spirit’ that asserted itself all the more visibly and dominantly through Modernity. This happened when secular impulses in the West eroded the non-authentic religious shackles that had previously contained this Faustian spirit.

Walter Benjamin and the Messianic event

The previous reflections drive us inexorably towards the Jewish-German philosopher Walter Benjamin (1892 – 1940). This is for two reasons. First, his writings on the messianic and his attempt to define the messianic event in opposition to both the Christian-theological tradition and the holistic secular alternatives that conservatives such as Karl Löwith (1897 – 1973) also criticized (in the light of their philosophical inconsistencies as well as their usefulness as source material for totalitarian regimes). Indeed, if one portrays oneself as having discovered some universal pattern in history, it becomes tempting to then assert oneself as the one who knows what needs to be done to prepare society for the future. Benjamin did live and struggle under totalitarian rule and sought to define a messianic event in opposition to this rule: one that could serve as light and beacon to the downtrodden.

With other words, Benjamin guides us to examine how the messianic can be understood in a way that resists its expropriation by worldly powers, but that can still inspire a worldly courage to resist said powers. He intended to liberate the Jewish messianic event from Hegelian interpretations.

History as a source of rapture and redemption

A more ‘Faustian’ way of interpreting Benjamin, is simultaneously possible. This relates to how he characterizes the role of the modern historian.

The modern historian, Benjamin argues, is potentially a ‘champion of the downtrodden’, meaning one who can bring histories to life that might be otherwise forgotten. Each present is unique, laid in with meanings that are unique to that moment and that observer, as is each past; each historical source material is likewise suffused with meanings that are unique to the connected actors. This implies that every meeting of present and past, each glance in history, is unique and a potential Messianic event or at least an event of rapture. The historian potentially retrieves and saves the memories of the forgotten, protecting them from oblivion.

From this, two consequences potentially follow that trace back to our original point of the human self-assertion in the light of Modernity.

Benjamin as the Faustian ‘escapist’

As there are, potentially, an infinite amount of historical universes that can be generated from meetings between present and past, there is, in a roundabout way, a manifestation of the Faustian spirit that seeks an infinite expansion and, as typified by Spengler, defies all spacial limitations. Benjamin’s account of history allows the Faustian spirit to step through time, not only forward or backwards, but also sideways to an infinite amount of possible histories.

Benjamin famously redefined eschatology by stating that each second is a potential gateway for the Messiah. By thus disconnecting the eschaton and the procursus, Benjamin frees the Faustian will from its chains to Christian-Hebrew interpretations of history as a linear process. By procursus I mean the meticulous reading of premoralia or ‘omens’ in preparation for a future usually prophesized as inevitable. This disconnecting allows for more flexible relationships with history and time.

There is, however, a second way to interpret Benjamin’s account of history as an infinite generation of potential messianic moments. One that acquiesces to the totalitarian current instead of resisting, deflecting or subverting it. Modern technology, through digital and electronic forms of communication, allow for the rapid expansion and compartmentalization of life into separate existences. Digital identities may take a larger share of our existence as technology enables this, possibly accelerated by social, political and economic trends. A potential consequence is then that ‘escapism’ will be experienced as a derogatory term, given that people identify more with the part of their identity and existence that we today would classify with terms as ‘fantasy’ and ‘imagination’.

Research question:

Combining all previous reflections brings us to the following research questions:

Is there such a viable concept as a ‘Faustian spirit’ that asserted itself during both the Medieval and the Modern era? If so, how can this spirit be defined against ‘expropriated’ eschatological accounts of history and religion? Finally, how big is the risk that the messianic moment will be subverted by modernity into a counterpart: a passive acquiescence and expansion into fragmented identities?

Further considerations:

I want to examine whether Blumenberg’s and Spengler’s views on Western history are opposite or can be made compatible by tracing Christian eschatology back to Judaism, in doing so applying the expropriation argument to medieval millennialism. In the course of this project, I want to try and rally arguments from Spengler and Benjamin against Blumenberg to make for a more vibrant discourse.

Literature:

Blumenberg, Hans, ‘Review, Geschichte und Eschatologie by Rudolf Bultmann and Eva Krafft’, Gnomon , 1959, 31. Bd., H. 2 (1959), pp. 163-166, Verlag C.H. Beck.

Blumenberg, H., Cusaner und Nolaner, (Frankfurt am Main 1979).

Blumenberg, H., Säkularisierung und Selbstbehauptung, (Frankfurt 1974).

Blumenberg, H., Der Prozeb der theoretischen Neugierde, (Frankfurt am Main 1973).

Griffioen, Sjoerd, Contested Modernity, Karl Löwith, Hans Blumenberg and Carl Schmitt and the German Secularization Debate (Groningen 2020)

Griffioen, S., ‘Secularization between Faith and Reason: Reinvestigating the Löwith-Blumenberg Debate’, New German Critique (2019) 46 (1 (136)): pp. 71–101.

Griffioen, S., ‘Modernity and the problem of its Christian past: the Geistegeschichten of Blumenberg, Berger and Gauchet’. History and Theory, Volume55, Issue2 (May 2016) pp. 185-209

Mosès, Stéphane, The Angel of History, Rosenzweig, Benjamin, Scholem, (trans. Berbara Harshav) 2008).

Spengler, Oswald, Man and Technics (1931).

Steun de Nieuwe Zuil via BackMe, en blijf bijdragen zoals deze mogelijk maken! De Nieuwe Zuil is een platform voor iedereen die realisme wil verspreiden!

Delen via


Lees ook

Discussieer mee!

Hier kan je reageren op onze artikelen en een inhoudelijke bijdrage leveren. Lees ook even onze huisregels.

Om te reageren dien je eerst aan te melden.

Reageer je voor de eerste keer? Registreer je dan hier.

Geef een antwoord

Login hier in met je gebruikersnaam en het wachtwoord dat je per e-mail ontvangen hebt.

Maak hier een gebruikersnaam aan. Na verzenden ontvang je een e-mail met je wachtwoord waarna je meteen kunt inloggen en reageren.

Nieuwe gebruiker
*Verplicht veld
Nieuwe gebruiker
*Verplicht veld