Dit artikel is geschreven door Ignace Vanderwalle, in Vlaanderen bekend als de rechterhand van Jean-Marie Dedecker, burgemeester van Middelkerke en N-VA lijsttrekker van West-Vlaanderen. Elders circuleert een gekuiste, gecensureerde versie van dit artikel. Dit is het artikel in zijn originele staat.
Omdat beledigen als verfoeilijk en onverdraagzaam wordt gepercipieerd, worden in de 21ste eeuw, andersdenkenden met ‘afwijkende’ meningen als melaatsen geïsoleerd, in plaats van er een gesprek mee aan te gaan. Zowel links- als rechtsdenkenden bezondigen zich daaraan. Ze sluiten zich op in een glazen bol van de eigen echo en ontnemen zichzelf zo de positieve elementen van de vrijheid van meningsuiting.
In de klassieke retoriek is parrèsia een vrije, openhartige en onbevreesde spraak. In zijn oorspronkelijke context betekende parrèsia dat een burger vrijuit kon spreken in de publieke ruimte, zoals het politieke forum of de agora. Het werd gezien als een essentieel element van een gezonde democratie en een basis voor open debat en dialoog.
Nog steeds zit dit principe ingebakken in ons democratisch bestel. Deelnemers aan parlementaire debatten kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij op de pupiter zeggen of voor wat ze aan het parlement schrijven. Dit heet parlementaire immuniteit of onschendbaarheid. De Griekse filosoof Socrates, die ter dood werd veroordeeld voor het ‘bederven van de jeugd’ met zijn kritische vragen, sprak met parrèsia en wordt vaak gezien als een vroege martelaar voor de vrije meningsuiting.
De voornaamste ontwikkeling in onze westerse beschaving is deze van fundamentele vrijheden, waarvan de belangrijkste de vrije meningsuiting is. Immers zonder vrije meningsuiting kan je geen andere vrijheden bepleiten, verdedigen en finaal grondwettelijk verankeren.
Echter is het géén toeval dat oorlogen afnamen naarmate vrije meningsuiting toenam. Het is geen toeval dat het eerste wat despoten afnemen de vrije meningsuiting en de vrije pers is. Het vrije woord onderdrukt onze genetische tribale instincten van met geweld beschermen wat ons dierbaar is. Het scherpen van de tong versus het wetten van de messen. Daarvoor betalen we een prijs. Deze prijs is het aanvaarden dat beledigingen, honen, humiliëren, persifleren kortom zijn gal spuwen een noodzakelijk kwaad is. We betalen de vooruitgang op wetenschappelijk, moreel en politiek vlak met het slikken van gemene woorden, verwijten, haatspraak en ressentiment. Maar liever dat dan het zwaard door mijn hart of de dolk in mijn rug.
Het is met ander woorden een prijs die ik met graagte betaal. Het ironische van dit debat is dat wie niet bereid is deze prijs te betalen, zich ook niet zal thuis voelen in landen zoals China, Turkije en Rusland waar vrije meningsuiting een utopische droom is.
In zijn oeuvre ‘On Liberty’ beschrijft John Stuart Mill in zijn schadebeginsel de begrenzing van de vrijheid van meningsuiting door een overheid als volgt: ‘De enige reden waarom men rechtmatig macht kan uitoefenen over enig lid van een beschaafde samenleving, tegen zijn zin, is de zorg dat anderen geen schade wordt toegebracht. Iemands eigen welzijn, hetzij fysiek, hetzij moreel, is geen voldoende rechtsgrond.’ Volgens Mill moet de vrijheid van meningsuiting, zo groot mogelijk zijn. Zolang er geen sprake is van fysiek geweld of het aanzetten ertoe, is mentaal kwetsen of beledigen volgens Mill toegestaan.
Mill stelt dat wanneer ook mentaal leed zou meegerekend worden in het schadebeginsel, de vrijheid van meningsuiting te eng zou worden. Volgens Mill is vooruitgang welke gebonden is aan een eenheidsvisie er een die nooit een globale vooruitgang voor iedereen zal inhouden. Dat de grens geweld is leidt terug naar het oorspronkelijke doel van de vrije meningsuiting, namelijk geweld vermijden.
Dit is ook vandaag nog steeds de juridische grondslag. Onze vrije meningsuiting wordt gewaarborgd door onze Grondwet, artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 10 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM) en artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat op 16 december 1966 werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
In verband met het recht op beledigen wil ik wijzen op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat bovenvermelde artikelen niet alleen gelden voor informatie of ideeën die met instemming worden ontvangen of als onschadelijk of onbelangrijk worden beschouwd, maar ook voor informatie en ideeën die de staat of een bevolkingsgroep schokken, kwetsen of verontrusten. Dit wordt geëist door het pluralisme, de verdraagzaamheid en de geest van openheid zonder welke er geen democratische maatschappij is (EHRM, 7 december 1976, Handyside tegen Verenigd Koninkrijk, CE:ECHR:1976:1207JUD000549372, § 49).
Als het over vrijheid gaat, doet het een mens goed om de vrijheidsbrief van Matthias Storme uit 2006 er even op na te lezen. In zijn werkstuk genaamd: ‘De fundamenteelste vrijheid: de vrijheid om te discrimineren.’ is Storme van mening dat de huidige wetten de vrijheid van meningsuiting inperken, omdat ze verwijzen naar het “aanzetten” tot iets, eerder dan de vroeger beperkende inhoudelijke mening(laster). Maar met uitzondering van het gebruik van geweld of dwang ligt tussen het aanzetten tot iets en de aangezette daad nog de vrije wil van de persoon die aangezet wordt, aldus Storme. Het via een wet of rechter verbieden van een onfatsoenlijke meningsuiting is in alle gevallen een groter kwaad dan de uiting zelf, voor zover het louter om een meningsuiting gaat.
Tevens is Storme van mening dat het nonsens is om de belediging van een groep strafbaar te stellen. Het “recht op goede naam” dat een beperking van de uitingsvrijheid rechtvaardigt, is een individueel recht van personen en géén collectief recht. Daardoor worden volgens Storme allerlei gekrenkte groepsgevoelens vandaag de dag duidelijk beter beschermd dan bijvoorbeeld het nationaal gevoel van de Vlamingen.
Deze situatie sluit aan bij wat Jürgen Slembrouck (Medewerker Vrijzinnige Dienst Universiteit Antwerpen) op 4 januari 2022 schreef in zijn trouwens verhelderende column in De Standaard ‘Het zebrapad als strijdtoneel’: ‘De cultus van de diversiteit en de tolerantie die het multiculturalisme kenmerkt, is allesbehalve ideologisch neutraal en vormt paradoxaal genoeg een ernstige bedreiging voor de vrijheid van het individu.’
Hoe arrogant kan je zijn als je vindt dat je het verdient om door het leven te gaan zonder dat iemand iets tegen je zegt waar je niet mee akkoord bent of niet leuk vindt. Salman Rushdie zei daarover: ‘Nobody has the right to not be offended. That right doesn’t exist in any declaration I have ever read. If you are offended it is your problem, and frankly lots of things offend lots of people.’’
Tegenwoordig zijn mensen beledigd door passages in boeken, stripverhalen, films, series, maar ook door grappen in het algemeen. Sommigen voelen zich beledigd omdat blanken dreadlocks dragen, een uitheems gerecht serveren, schilderijen waar vlees geconsumeerd wordt, Zwarte Piet, Oempa Loempa’s en ga zo maar door, de lijst is ellenlang. Kijk. Je mag je gerust beledigt voelen, emoties zijn de essentie van het mens-zijn. Maar zeggen dat je beledigd bent, is verkeerd. Beledigd zijn veronderstelt verkeerdelijk aangerichte schade en is een poging om beledigen meer aandacht te schenken.
In de nota Waarden voor een nieuwe taal van de Nederlandse Code Diversiteit en Inclusie lezen we: ‘Als witte mensen wat onwenniger en voorzichtiger spreken, zullen minderheidsgroepen op gelijkwaardige voet kunnen meepraten.’ Waarom? Laat ons elkaar zeggen wat er op onze lever ligt en verdraagzaam naar elkaar luisteren, i.p.v. van een groep – de witte man – een schuldgevoel aan te praten en de mond te snoeren.
Een belediging kan emotioneel hard zijn, maar een waarheid kan dat ook. Erger nog een waarheid wordt soms als een belediging ervaren. “Het is niet wat je zegt, maar hoe je het zegt,” wordt ons door de havermelkelite opgedrongen. Natuurlijk kan een ongefilterde scherp geformuleerde eerlijkheid, zonder mededogen gebracht, kwetsen en verwoesten. Maar wanneer de waarheid uitblijft omwille van een wokeverkramping, dan lopen we het risico onszelf gevangen te zetten in een comfortabel, maar destructief bedrog.
Misschien doet de waarheid pijn, maar die pijn is soms precies wat we nodig hebben om de wereld – en onszelf – eerlijk en helder te zien. De Amerikaanse schrijver James Baldwin schreef: “Niet alles waar men ons mee confronteert, kunnen we veranderen; maar niets kan worden veranderd tot we er mee geconfronteerd worden.”
Ik worstel met de idee of men ook discipline moet hebben om niet te beledigen. Vooral omdat beledigen vaak een noodzakelijk kwaad is. Er kan wel iets gezegd worden over de verruwing van het debat via sociale media.
Maar ook hier denk ik niet dat we de verruwing van het publieke debat moeten aanpakken door mensen een muilkorf op maat aan te meten. Je lost het niet op door de sociale media, als een moderne Gestapo, via onzinnige algoritmes, moreel te verplichten om spreekverboden uit te vaardigen. Je kweekt er enkel frustratie mee die tot verdere verruwing leidt.
De weg naar de oplossing loopt via de rede en het fatsoen, welke we wederzijds afdwingen door zelf niet het pad van de verruwing op te stappen. We zullen nooit alle onfatsoen kunnen wieden, ook niet binnen een dictatuur. Het aanvaarden ervan is bijgevolg een maatschappelijke noodzaak.
Hier kan je reageren op onze artikelen en een inhoudelijke bijdrage leveren. Lees ook even onze huisregels.
Om te reageren dien je eerst aan te melden.
Reageer je voor de eerste keer? Registreer je dan hier.